van tijd tot tijd komt hij vermoeid
maar ongeduldig aangevlogen
weet zich onbespied grenzeloos
te laven als een doorgewinterde zuiper
gewend aan een hoeveelheid drank
vanmiddag weer – zijn verenpak met
zwarte rafel – zittend op de waterbak
krijst hij zijn rauwe kreet
neemt snel een bad drinkt nog wat en
schijt daarna zijn tomeloze dank
zonder hem voel ik me liggend op het
dakterras roekeloos verlaten
***
Uit: els van dinteren, dubbelportret / Doppelporträt
edition STAUBLAU no. 11, Uta Fleischmann / Isensee Verlag